46 Inspirerende Spreekwoorden met Weer

Ben je op zoek naar mooie spreekwoorden over en met het woord ‘weer’ voor bijvoorbeeld een tekstje of een speech? Dan ben je hier op het juiste adres. Wij hebben de 46 mooiste weer spreekwoorden voor je verzameld. Veel inspiratie toegewenst!

Weer spreekwoorden

  • Iemand het hoofd bieden.
    Iemand weerstaan.
  • Koek en ei zijn.
    Het weer goed gaan.
  • Van de hak op de tak springen.
    Steeds weer van onderwerp wisselen en geen duidelijke rode draad in een verhaal hebben.
  • Een kat komt altijd op z’n pootjes terecht.
    Ingewikkelde en vervelende dingen kunnen vanzelf weer voor elkaar komen.
  • Het ene oor in, het andere weer uit.
    Iets wel horen maar het vervolgens meteen weer vergeten; gezegd van hardleerse personen aan wie hetzelfde steeds weer opnieuw moet worden verteld.
  • Hoop doet leven.
    Als je kan hopen op betere tijden, dan krijg je toch weer levenslust; zo lang je nog hoop hebt zijn er ook nog mogelijkheden.
  • Na regen komt zonneschijn.
    Als er wat naars is gebeurd, wordt het daarna weer beter.
  • Dat is een vat vol tegenstrijdigheden.
    Dat is iemand die iedere dag weer een andere mening heeft.
  • Dat is schering en inslag.
    Dat komt iedere keer weer voor.
  • Aan het lijntje hebben/houden.
    Aan de praat houden / beloven, maar steeds weer uitstellen.
  • Aan de lopende band.
    Aan één stuk door; steeds maar weer.
  • Zolang er leven is is er hoop.
    Als je het moeilijk hebt bestaat er altijd de kans dat het weer beter gaat.
  • Semper idem.
    Altijd weer hetzelfde.
  • Strijk en zet.
    Altijd weer opnieuw.
  • Op zijn stokpaard rijden.
    Altijd weer over hetzelfde klagen.
  • Het ene mes houdt het andere in de schede.
    Angst voor de tegenstander weerhoud mensen van de aanval.
  • Terug naar af.
    Begin maar weer opnieuw.
  • Van de hand in de tand leven.
    Zo gauw iets verdiend is het meteen weer uitgeven zonder zorgen over later.
  • Zo komt het kalfje weer bij zijn moer.
    Zo komt wat verloren was weer in orde.
  • Het hoofd opsteken.
    Zich weer doen opmerken.
  • Iemand of iets het hoofd bieden.
    Zich met verstand en beleid verzetten tegen iemand of iets, iemand weerstaan.
  • Als een lam ter slachtbank geleid worden.
    Weerloos zijn.
  • Het hoofd bieden.
    Weerstand bieden.
  • Gedane zaken hebben geen keer.
    Wat voorbij is, keert niet meer weer.
  • Een kat komt altijd weer op zijn poten terecht.
    Uiteindelijk komt het toch weer in orde.
  • Iets erdoor drukken.
    Tegen alle weerstand in iets toch laten gebeuren.
  • In de tredmolen lopen.
    Steeds maar weer hetzelfde geestdodende werk verrichten.
  • De deur platlopen.
    Steeds weer bezoeken.
  • Altijd het oude liedje.
    Steeds weer hetzelfde.
  • Altijd hetzelfde deuntje zingen.
    Steeds weer hetzelfde herhalen.
  • Altijd op hetzelfde aambeeld hameren.
    Steeds weer op hetzelfde onderwerp terugkomen.
  • Van de ene verbazing in de andere vallen.
    Steeds weer opnieuw verrast worden.
  • Hij heeft zijn lesje wel geleerd.
    Die fout maakt hij niet weer.
  • Een gebouw dat als een feniks uit de as verrijst.
    Een afgebrand gebouw dat weer helemaal als nieuw wordt hersteld.
  • Voor ogen.
    Er steeds weer aan denken.
  • Weer in het zadel helpen.
    Helpen om weer door te kunnen gaan.
  • De rode draad in een verhaal of betoog.
    Het centrale thema, hetgeen waar steeds weer op wordt teruggegrepen.
  • Het ene oor in, het andere weer uit.
    Het wel horen en meteen weer vergeten.
  • Het ging het ene oor in en het andere weer uit.
    Hij hoorde het wel maar was het ook meteen weer vergeten.
  • De ondeugd heeft wortel bij hem geschoten.
    Hij kan moeilijk weer op het rechte pad gebracht worden.
  • Weer of geen weer.
    Hoe het weer ook is, het gaat door.
  • Iemand het hoofd bieden.
    Iemand weerstaan.
  • Iemand het spits bieden.
    Iemand weerstand bieden bij een aanval.
  • Het onweer is niet van de lucht.
    Iets dat steeds blijft doorgaan of iemand die tekens weer kwaad uitvaart.
  • Iets uittentreuren zeggen.
    Iets herhaaldelijk steeds maar weer opnieuw zeggen.
  • Om de haverklap.
    Op alle mogelijke momenten, steeds weer opnieuw.