Ben je op zoek naar mooie spreekwoorden over wachten voor bijvoorbeeld een tekstje of een speech? Dan ben je hier op het juiste adres. Wij hebben de 30 mooiste wachten spreekwoorden voor je verzameld. Veel inspiratie toegewenst!
Wachten spreekwoorden
- Aan/op het vinketouw zitten.
In spanning iets afwachten en graag door willen. - De bui afwachten.
Rustig afwachten wat voor onheil er komt. - Ergens muziek in zitten.
Ergen veel van kunnen verwachten en/of plezier van beleven. - De kat uit de boom kijken.
Passief blijven, afwachten wat anderen doen. - Overstag gaan.
Na aandringen/lang er mee wachten toegeven. - Zich in het hol van de leeuw wagen.
Ergens heen gaan waar je moeilijkheden kunt verwachten. - Zijn hart vasthouden.
In spanning iets afwachten. - Zijn ziel in lijdzaamheid bezitten.
Geduldig afwachten wat er gebeuren gaat. - Wie goed doet, goed ontmoet.
Wie goede dingen doet voor andere mensen kan soms ook goede dingen terug verwachten. - Wie kaatst moet de bal verwachten.
Als je een ander plaagt, kun je verwachten dat die jou terug gaat plagen. - Dat ligt voor de hand.
Dat valt te verwachten. - Nood breekt ijzer.
Als er nood is is men tot meer in staat dan je zou verwachten. - De kat uit de boom kijken.
Alvorens toe te slaan eerst rustig afwachten hoe een en ander zich ontwikkelt. - Weten waar men aan toe is.
Weten wat men te verwachten heeft. - Kijken hoe de hazen lopen.
Voorzichtig te werk gaan, eerst afwachten hoe de verhoudingen blijken te liggen. - Iemand de woorden uit de mond kijken.
Vol spanning afwachten wat de ander gaat zeggen. - Op een lager pitje zetten.
Tijdelijk laten wachten, slechts langzaam laten verdergaan. - De kat uit de boom kijken.
Een afwachtende houding aannemen. - Ergens muziek in zitten.
Ergen veel van kunnen verwachten en/of plezier van beleven. - Het uitzingen.
Het einde ervan afwachten, het volhouden. - Hij is aan de heidenen overgeleverd.
Hij is in de handen van personen waarvan weinig goeds valt te verwachten. - Nog niet jarig zijn.
Iets ongunstigs te verwachten hebben. - Ik ben geen uithangbord.
Ik heb meer te doen, ik blijf niet wachten/zo staan. - De bui afwachten.
Rustig afwachten wat voor onheil er komt. - Overstag gaan.
Na aandringen/lang er mee wachten toegeven. - Nog te bezien staan.
Nog af te wachten zijn. - De zaak nog eens aankijken.
Nog even afwachten. - Voor de boeg hebben.
Nog voor zich hebben, te wachten staan. - Op het vinkentouw zitten.
Ongeduldig afwachten om iets te pakken te krijgen. - Wachten tot je een ons weegt.
Onmogelijk lang wachten.